Geschiedenis 

(Meer dan) 320 jaar notariaat in Hillegom

Het Hillegomse notariaat (sinds 1685)


De geschiedenis van het notariaat Hillegom begint in 1685. De namen van het Hillegomse notarissen, met data van benoeming en defungeren van de notarissen zijn:

  •  W. Mens, 1685 – 1727;
  • J. van Dorp, 1734 – 1746;
  • J. van der Jagt, 1747-1762;
  • J. Gerlings, 1797-1798;
  • Antoine Charles Muysken, tevens burgemeester van Hillegom, 1832-1862;
  • Marinus Evius Booij, 1862-1866;
  • Isaac Scheltus, vanaf 1866 tot 31 december 1900;
  • Klaas Langeveld, vanaf 1901 tot 19 september 1922;
  • Anton Goldenberg, vanaf 19 september 1922, overleden op 11 mei 1927;
  • Derk Boddeüs (daarvoor notaris in Schiedam), vanaf 9 december 1927, overleden op 8 september 1929;
  • Dimmen Lodder, vanaf 29 januari 1930 tot 31 december 1955;
  • Bertus Johannes van Linden van den Heuvell, vanaf 1 januari 1956 tot 1 september 1975;
  • Mr. Johannes George Maria Minke, vanaf 1 september 1975 tot 31 december 1998;
  • Mr. Albert Theodorus Egbert Hurtak, vanaf 1 januari 1999 tot heden.

Met ingang van 12 juni 1990 is een tweede standplaats gevormd in Hillegom met de volgende notarissen:

  •  Mr. Frederik Onno Aalbers, vanaf 12 juni 1990 tot 1 januari 2003;
  • Mr. Arie Jan Roodhorst, vanaf 1 januari 2003 tot heden

 

Algemene geschiedenis van het notariaat

Een vorm van het notariaat, waarbij aan de geschriften van bepaalde schrijvers een grotere bewijsrechtelijke betekenis toekwam dan aan andere akten, komt al voor in het oude Egypte.

De geschiedenis van het hedendaagse notariaat in Nederland, ook bekend als het Latijnse notariaat, waarbij de notaris wordt aangesteld door de overheid en als beroepsbeoefenaar ten dienste staat van het publiek, begint in de 11e eeuw in noord Italië. Men neemt aan dat de universiteit van Bologna, de oudste universiteit ter wereld, is voortgekomen uit een notariaatsschool. De eerst bekende Nederlandse notariële akte is aan het einde van de 13e eeuw opgesteld in Utrecht.

De dorpen die nu samen de Bollenstreek vormen waren ambachten, bestuurd door een college van schout en schepenen. Akten van privaatrechtelijke aard konden ook door en voor de schout en schepenen worden opgemaakt. Ons kantoor beschikt over twee afschriften van in deze tijd opgestelde akten:

  •  Akte van levering op 31 december 1805 verleden voor Johannes Jacobus Huijser, schout in den ambachte van Hillegom.
  • Testament 6e van den hooimaand 1810 verleden voor Teunis Kibbeling en Cornelis Heemskerk, Gerechtsleeden van Hillegom en voor mij Johannes Jacobus Johannes Jacobus Huijser, secretaris deszelver gerechts.

In dit verband beschikt ons kantoor over een afschrift van een veilingakte die op 25 juni 1812 is gepasseerd te Hillegom, canton Noordwijk, arrondissement Leiden, departement der monden van de Maas, voor Maarten van Struijk Keizerlijk notaris residerende te Noordwijk.De Franse tijd
Het huidige Latijnse notariaat kreeg zijn definitieve vorm in de wetgeving onder Napoleon. In die gebieden die buiten de Franse invloedsfeer bleven, met name Groot-Brittannië en het grootste gedeelte van de Scandinavische landen, is bestaat geen notariaat zoals wij dat kennen. Het notariaat was geregeld door de ventôsewet van 16 maart 1803 welke wet in ons land werd ingevoerd bij keizerlijk decreet per 1 januari 1811. De notarissen werden daarin omschreven als openbare ambtenaren, die bevoegd waren om alle akten en overeenkomsten waaraan belanghebbenden behoefte hadden, op te maken, daaraan het karakter van een authentieke akte te verlenen en daarvan afschriften te verstrekken. De notaris werd verplicht om de onder hem berustende akten, de zogenaamde minuten in te schrijven in een repertorium. De inschrijving moest geschieden dag voor dag onder doorlopende nummers in de volgorde waarin de akten voor de notaris werden verleden. De door de notaris opgemaakte minuten en repertoria moest hij zorgvuldig bewaren. Notarissen werden voor het leven benoemd en kregen bij hun benoeming een standplaats aangewezen.

 

Vanaf de Wet op het Notarisambt van 1842 tot heden

Na het vertrek van de Fransen is onder koning Willem I een groot gedeelte van de Franse wetgeving gehandhaafd gebleven. Eerst op 16 oktober 1842 werd de Wet op het Notarisambt ingevoerd, waarbij de gehele opbouw vrijwel gelijk bleef aan die van 1803. De wet van 1842 is van gelding gebleven tot het jaar 2000. In navolging van de wet van 1803 werd voorgeschreven dat de akten en repertoria zowel van de notaris zelf als van diens ambtsvoorgangers zorgvuldig bewaard moesten worden. De nieuw benoemde notaris diende echter de akten en repertoria van zijn ambtsvoorgangers, voor zover die akten ouder waren dan dertig jaar, over te brengen naar de zich in ieder arrondissement bevindende notariële bewaarplaats bij de rechtbank. Buiten beschouwing bleven daarbij alle bescheiden, die dienden voor de goede administratie van het notariskantoor. Hierdoor beschikt ons kantoor bijvoorbeeld thans nog over alle zogenaamde kladrepertoria vanaf 1901.

Uit de periode vanaf de Franse tijd tot 1901 beschikken we onder meer over de volgende afschriften van akten:

  • Akte van levering op 15 september 1862 verleden voor Marinus Evius Booij, notaris in het arrondissement Leijden, standplaats Hillegom;
  • Schuld- en hypotheekakte op 26 september 1862 verleden voor Marinus Evius Booij, notaris in het arrondissement Leijden, standplaats Hillegom;
  • Akte van veiling op 23 maart 1871 verleden voor Isaac Scheltus, notaris in het arrondissement Leiden, residerende te Hillegom;
  • Akte van veiling op 3 maart 1885 verleden voor Isaac Scheltus, notaris in het arrondissement Haarlem, ter standplaats Hillegom;
  • Akte van levering op 19 maart 1896 verleden voor Isaac Scheltus, notaris in het arrondissement Haarlem, ter standplaats Hillegom;
  • Akte van levering op 30 oktober 1900, verleden voor Isaac Scheltus, notaris in het arrondissement Haarlem, ter standplaats Hillegom.